<      Schipbreukelingen in Noorwegen.

         [Bron: Engel van de Stadt zijn voor- en nageslacht, p. 123.
         en een artikel van Johs. Harterink, uit Zaans Erfgoed, opgestuurd door Rene van de Stadt, 451.12]


        Duitse landverhuizers op Zaans schip.

     Het pinkschip de Zeeploeg werd in 1803 gebouwd op de werf van Pieter Duyn, gelegen aan de Hogendijk te West-Zaandam. Het was 136 voet lang, 32 voet wijd en 16 2/11 voet hol met 7 2/11 voet tussendeks. Een pinkschip was een razeiler met twee of drie masten. Het werd gebouwd in opdracht van Engel van de Stadt, houthandelaar, peller, diaken en deken van de hervormde kerk in Oost-Zaandam, kapitein van de schutterij, financier, kaapvaarder, reder en later burgemeester.

     Het is mogelijk dat dit schip van 1803 tot 1815 is opgelegd. Maar na een grondige vertimmering werd eind september 1815 een reis naar Suriname gemaakt met P.J. Manzelman als schipper. Op 4 juli 1816 keerde het schip terug.


     In maart 1817 had Engel voor dit schip een contract afgesloten met Handelshuis Zwiszler & Co te Amsterdam om emigranten naar Philadelphia te brengen. Het bevrachtingscontract ging ervan uit dat de inscheping 30 maart zou beginnen en 24 dagen zou duren. De monsterrol werd opgemaakt op 30 april en vermeldt dat naast kapitein Manzelman 21 bemanningsleden aan boord waren. Zwiszler zou zorgen voor het benodigde levensonderhoud, brandstoffen en medicamenten tijdens de reis, zo lang die zou duren. Engel was verplicht het schip uit te rusten met beddengoed en levensmiddelen voor 400 personen, en van een kombuis, ketels en etensbakken.

     Alle passagiers kwamen uit Württemberg. Het waren aanhangers van een vrome volksbeweging die in verzet waren gekomen tegen de geestelijkheid en onderdrukt werden. Daarom kozen velen van hen er voor om te emigreren. Onder hen waren veel gezinnen met kinderen.

Een voorbeeld van een pinkschip zoals de Zeeploeg van Engel van de Stadt.
     Op zondag 27 juli lag het schip nog op de rede van Texel, overbelast met 565 zielen aan boord en slechts voedsel voor drie dagen. Omdat Zwiszler niet in staat bleek de proviandering te verzorgen nam Engel deze taak op zich onder bepaalde voorwaarden. Op 5 augustus 1817 is het schip uitgezeild met bestemming Philadelphia.

     Slecht weer en stormen moeten het vaartuig hebben vertraagd op de Noordzee. Na ruim 7 weken op zee te hebben gezwalkt vond de Zeeploeg tenslotte zwaar gehavend op 25 september 1817 in de omgeving van Bergen een ankerplaats. De Bergense bisschop Claus Pavels schreef in zijn dagboek: "De hele zomer hadden ze gezwalkt op zee en ze zijn nu uiteindelijk hier in de jammerlijkste toestand aangeland. Men is niet zonder bekommernis hoe men deze mensen beschutting en voeding zal verschaffen".


Een pinkschip onder zeil.
     Na inspectie werd vastgesteld dat de schade aan het schip zo groot was dat het niet meer loonde om het te repareren. Op 12 en 18 december werd het wrak in Bergen geveild. De opbrengst bedroeg achthonderd speciedaalder. Met verlate post kwam in Bergen het besluit van Engel van de Stadt aan om reparatie op te geven en in plaats daarvan het schip te verkopen. Eind 1819 leverde de in 1817 door Engel afgesloten polis van assurantie voor zestienduizend gulden na arbitrage geen uitkering op voor de erven Van de Stadt, na de dood van Engel op 23 juli 1819.

|| Terug naar andere verhalen. ||

Deze tekst werd toegevoegd op 14 juli 2009.