In den nazomer van 1927 maakte onze stadgenoot, de heer H. van de Stadt Jzn. [213.14] (27/6/1907 - 9/1/1987)
met zijn tochtgenoot K. Poortman uit Haarlem een reisje langs den Rijn.
[zij waren 20 jaar oud]      De wijze waarop dit geschiedde mag waarlijk uniek genoemd worden, en wij vonden den ondernemingsgeest van de jongelui in die mate bewonderenswaard, dat wij hen volgaarne in eenige opeenvolgende artikelen van hun avonturen willen laten vertellen. Red. Zaanlander. |
     Het plan, een Rijntocht per kano door Duitschland te maken, bestond reeds lang bij eenige leden der
Zaandamsche Kano Club, maar verschillende moeilijkheden waren oorzaak, dat dit plan niet eerder was uitgevoerd.      Natuurlijk was ons voornemen de kano naar één der groote Rijnsteden op te sturen en dan, met stroom af, terug te peddelen. Eén der grootste moeilijkheden was nu, naar welke stad dit gedaan moest worden. Wij wisten natuurlijk niet precies, hoe groot de stroomsnelheid van de Rijn in Duitschland is; hoeveel K.M. wij dus ongeveer per dag konden afleggen; of er misschien tijd overbleef, gedurende onze beschikbare 10 dagen vacantie, om ook nog eenige plaatsen, zooals b.v. Keulen of Coblenz, te bezoeken, enz. enz.      Dat wij ten slotte de kano opstuurden naar Mannheim had de volgende reden. In Mannheim woont n.l. de ex-Zaandammer, de heer Ir. H. Wülff. Wij hadden den heer Wülff om inlichtingen over een kanotocht op den Rijn gevraagd en deden dit niet tevergeefs. Integendeel! De heer Wülff heeft ons met onze tocht reusachtig geholpen. Hij heeft o.a. de kano, die per boot vanuit Rotterdam naar Mannheim was opgestuurd (de vracht was slechts f 9.50), in ontvangst genomen en aldaar vaarklaar gemaakt op zijn scheepswerf. Dit was voor ons fijn, want nu waren wij zeker dat de kano geheel gereed zou liggen in Mannheim, zoodat wij maar behoefden in te stappen om den tocht te beginnen.      De andere voorbereidselen kostten niet veel hoofdbrekens en bestonden o.a. uit het meenemen van een tentje, deken, enkele kampeerartikelen, fototoestel; verder kleeren, onze water dichte zeiljumpers en nog verschillende andere dingen.      Wij zouden met z'n tweëen gaan, ondergeteekende en een vriend uit Haarlem. Onze kano is een tweepersoons kano, van het z.g. kajak model, zooals o.a. in gebruik bij Z.V.V. en Z.F.C.      Donderdag 19 [18] Augustus, 8 uur n.m., vertrokken we per trein naar Mannheim. De trein was niet vol, en hadden wij het geluk gedurende de reis over een geheele coupé te kunnen beschikken, waardoor wij, languit over een bank liggende, nog vrij goed hebben geslapen.      Vrijdagochtend 8 uur kwamen wij in Mannheim aan, waar we eerst in het station ontbeten. Daarna gingen we naar de „Schiffs- und Maschinenbau A.G.”. Hier troffen wij den heer Wülff en werden door hem hartelijk ontvangen. Er werd natuurlijk over Zaandam, de kanowedstrijden, enz. gesproken. De werf werd bekeken. Een 300-tal menschen vindt hier werk. Reparatie, nieuwbouw, een smederij, lasch-inrichting, schroevenmakerij, enz. is hier aanwezig en schitterend ingericht. Maar de scheepswerf kregen wij niet alleen te zien, Mannheim zelf moesten we ook zien. Per auto maakten we een rit door de mooie oude stad en na nog met onzen gastheer in 't slotpark gegeten te hebben, keerden wij weer terug naar de scheepswerf en naar onze kano. We zouden den tocht beginnen. Alles werd nog eens nagekeken en om half twee vertrokken we van Mannheim, na afscheid genomen te hebben van mijnheer Wülff, van wien wij voor alle Zaansche bekenden de groeten meekregen.      De tocht was begonnen. Eerst de Neckar nog even af, want de werf ligt aan de Neckar, en weldra waren we op den Rijn, waarop we de komende dagen zouden peddelen.      De kennismaking met het snel-stroomende Rijnwater is in het begin erg vreemd. Rijnaken of sleepbooten, die op stroom voor anker liggen, lijken recht op ons af te komen. Tonnen of andere merkteekens zijn vlug voorbij. Het lijkt net of de aken, sleepbooten en merkteekens vooruit gaan en wij stil liggen.      Het is wel zaak om goed uit te kijken, want voor we het wisten, waren we zoo dicht bij een aak of boot, dat we soms slechts met groote moeite konden vrij-komen. Nu was het begin nog vrij gemakkelijk, want tot Mainz is de Rijn zeer breed, op vele plaatsen zelfs ruim 1 K.M. en lijkt de Rijn dan een binnenzee.      Half twee gingen we dus van Mannheim en om half vier passeerden we Worms, met de twee Rijnbruggen. Het was nog te vroeg om op te houden en we peddelden dus verder. Het weer was slecht. Bewolkte lucht en af en toe regenbuien. We gingen echter toch maar door en waren ongeveer zes uur tusschen de plaatsjes Gemstein en Nierstein, bijna 30 K.M. van Mannheim. Een „Wirt-schaft” op den linkeroever was de aanleiding, dat we aan den wal gingen en er eenige reepen chocola kochten en een groot stuk appelentaart. De appelentaart was overheerlijk en zoo voedzaam, dat we met moeite de helft oppeuzelden. Na dit „diner” zochten we een kampeerplaats, die we vonden op den rechteroever, niet ver van onze Wirtschaft. Goede, droge zandgrond vormde daar een mooie kampeerplaats, onder de talrijke boomen. Onze kano trokken we op het „strand” en het eerste werk was tent opzetten, enz. Moe als we waren, kropen we vlug in bed en sliepen direct.      Den volgenden ochtend (Zaterdag 20 Aug,), waren we pl.m. 8 uur wakker en beiden waren we van oordeel, dat het 's nachts erg koud was geweest, hoewel onze geheele voorraad kleeren, als onze wollen vesten, jumpers en jassen, hadden dienst gedaan als verwarming. Tegen 10 uur stapten we weer in de kano en na een uurtje pagaaien bereikten we Nierstein, waar we onze inkoopen deden. We gingen er vandaan met een thermoflesch gevuld met warme thee, verder nog brood, een paar ons boter en weer heel wat reepen chocola.      Na Nierstein ging het op Mainz af, dat pl.m. 15 K.M. van eerstgenoemde plaats ligt. De Rijn is op dit stuk geweldig breed. Door den grooten afstand lijkt het of de Rijn niet zoo snel stroomt, maar een paal of eilandje passeerend, zagen we weer, door de snelheid waarmee onze kano er langs ging, dat de stroomsnelheid nog steeds even groot was.      Onze kilometersnelheid, die pl.m. 10 K.M. per uur was, was gemakkelijk te controleeren, daar langs de Rijn met zeer duidelijke cijfers, de kilometers zijn aangegeven op de oevers, de halve K.M. door een wit kruis, en iedere 100 M. is aangegeven door een streep. Bij Bazel wordt begonnen met K.M. no. 1 en gaat dit door met K.M. no. 335 tot even voorbij Mainz, waar weer met no. 1 wordt begonnen, tot de Hollandsche grens, welke afstand 360 K.M. is. Vanaf de Hollandsche grens wordt voor de derde keer met K.M. no. 1 begonnen en heeft b.v. Rotterdam K.M. no. 136. Half drie peddelden we door Mainz. Hadden we tot hiertoe een betrekkelijk weinig drukke scheepvaart gezien, in Mainz werd het anders. Veel raderbooten, die tusschen Mainz en de lager gelegen plaatsen een geregelde passagiers- en vrachtdienst onderhouden. De Rijn was niet meer zoo enorm breed en langzamerhand kwamen we in het bergland. Het vlakke Rijnlandschap was verdwenen en het bergland, dat eerst bij Bingen aan beide kanten der Rijn is, was voor ons natuurlijk veel interessanter.      Mainz, met z’n twee bruggen, groote gebouwen en drukke scheepvaart waren we vlug door en zagen we daarna de strandbaden te Biebrich, de badplaats van Wiesbaden. Tegenover Biebrich ligt een eilandje in den Rijn, „Rettbergs-Aue” genaamd, waarop een badinrichting met een restaurant staat en hier hielden we rust. De kano werd weer aan wal gehaald. Druk was het er niet, ook al weer door het slechte weer. Wij bleven er niet lang en vertrokken pl.m. 4 uur vol goeden moed. We kregen nu een zwaar stuk te pagaaien. De stroom wel mee, maar de sterke wind woei juist tegen den stroom in. Hierdoor stonden er op het water hooge „omslaande” golven, die over het voordekje van de kano sloegen en het buischwater maakte ons erg nat, alsof wij dat nog niet waren van den regen.      Ondanks het slechte weer zagen wij verschillende kano's en jollen aan het zeilen. Tegen 6 uur kwamen wij bij het dorpje Eltville aan en daar wij toevallig het bootenhuis van een roeivereeniging zagen, waren wij direct besloten, om daar aan te leggen. Op het gebouwtje stond vermeld een adres waarnaar wij ons te wenden hadden voor het verkrijgen van een sleutel om onze kano in het bootenhuis onder te brengen. Maar . . . . een sleutel was daar niet. De leden der Roeivereeniging waren op tocht naar Hoechst a. M. en hadden de sleutels meegenomen. In heel Eltville was geen sleutel voor het bootenhuis achtergelaten. Wat nu? Onze maag sprak toen ook een woordje mee en aan den kant gezeten deden we ons te goed aan eenige boterhammen en aan de warme thee uit onze thermoflesch. De kano lag op het vlot, dat voor het bootenhuis was gelegen en zelf bleven we eenigen tijd zoo zitten eten, eigenlijk in de hoop, dat er nog iemand zou opdagen met een sleutel. Maar tenslotte hadden we genoeg gegeten en de sleutel was er nog niet. Daar het pas half zeven was, besloten we nog maar even verder te gaan, naar het dorpje Oestrich, waar we half acht aankwamen. Halfweg naar Oestrich kwam ons een radersleepboot achterop. Die radersleepbooten, „Rader-kasten” genaamd, waren met recht „kasten”.      Twee pijpen, pl.m. 80 M. lang, 20 M. breed en met machines van een reuze-capaciteit, gaan ze verbazend snel. Daarbij maken ze enorme golven en gingen wij voorzichtigsheidshalve uit het middenvaarwater vandaan, maar hadden niet tevoren onze Rijnvaart bekeken. Het minder aangename gevolg was, dat we op een steenen krib terecht kwamen, die evenwijdig op een 20-tal M. van de wal afliep. Direct stoppen en terugpeddelen . . . en gelukkig kwamen we juist op tijd vrij, voor de hooge golven van de Raderkast ons bereikten. Indien de hooge golven ons op de krib hadden gezet, dan was onze kano er zeker niet heel afgekomen.      In Oestrich liep het ons ook niet geheel en al mee. Het aardige „Hotel zum Schwan”, dat vlak aan de Rijn ligt, was vol. De portier wees ons echter een klein familie-pension, ook aan den oever gelegen, waar wij een kamer kregen. De kano werd in den tuin gebracht. Na nog wat gegeten te hebben, gingen wij naar kooi en sliepen weer opperbest.      Zondag 21 Augustus vertrokken we om 9 uur van Oestrich. Eerst een zwaar stukje tegen wind, en om half 12 waren wij reeds bij Rüdesheim, waar we het bekende Niederwalddenkmal hoog op de bergen zagen staan. Aan den anderen kant lag Bingen, ook weer tegen de bergen en vlak voor ons zagen we nu de Muizentoren. Het is hier wel één van de mooiste plekjes van den Rijn. In de kano was echter tevens goed uitkijken geboden, want het scheepvaart-verkeer was zeer druk. Soms werden we op-geschrikt door een 5-tal slagen op een scheepsklok en zagen we dan achter ons een reuzeraderboot die op ons afkwam. We maakten dat we wegkwamen, maar kregen toch veel water binnen, van de hooge golven.      De Muizentoren is tevens de „seintoren” voor het Binger Loch met z'n vele stroomversnellingen en rotsen midden in den stroom. Het is vooral daar beslist noodig om kaarten te hebben. Over „onze” kaart heb ik nog niet gesproken en zal dit nu doen.      De Duitsche kano-vereenigingen langs den Rijn zijn vereenigd tot het „Deutsche KanuVerband”, dat verschillende schitterende kaarten heeft gemaakt, o.a. van den geheelen Rijn vanaf het Bodemmeer, van de Mainz, Neckar, Lahn en Moesel. In Mannheim kochten we, mede op aanraden van mijnheer Wülff, De „Wasserführer für Faltboot u. Kanufahrer vom Rhein”, waarin de Rijnkaart Mainz - Hollandsche grens ingesloten is.      Deze „Wasserführer” met de kaart, zijn beslist onmisbaar en kan ik een ieder ten zeerste aanbevelen. Het boekje is speciaal voor kanovaarders geschreven en geeft een schat van inlichtingen en raadgevingen. Op de kaart staat letterlijk alles. Kano- en roei-vereenigingen, badinrichtingen in elke plaats, goede kampeerplaatsen op de oevers zijn aangegeven. Verder ziet men bij eilandjes, rotsen, enz. de raadgevingen „links” of „rechts passierbar”, „Strommitte halten”, „Beiderseits passierbar,” „Strom-schnelle”, „Vorsicht”, „Gefährlich”, enz. enz.      Het gevaarlijke Bingerloch is op een „bij-kaartje” nog eens extra uitgeteekend en duidelijk zijn de rotsen en stroomver-snellingen aangegeven, benevens de seinen van den Muizentoren.      Hoewel wij wisten waar het gevaarlijk was en waar niet, waren we toch niet geheel en al gerust en toen we dan ook juist een sleepboot zagen aankomen, waren we dadelijk van plan, die te laten voorgaan en te gebruiken als een secure wegwijzer. Maar van voor laten gaan of van „even stoppen" was geen kwestie meer. We moesten mee met den sterken stroom, of we wilden of niet. In een oogenblik was de Muizentoren voorbij en weldra haalde de sleepboot ons in en volgden wij den weg, die deze nam. De sleepboot had 3 aken achter zich, waarop de bemanning, in getale van vijf, aan het roer stonden te trekken, om de aak in de goede richting te houden. Veilig kwamen we achter de sleep door het Binger Loch. We hadden geen last van golven of draaikolken; wel ging het zeer snel. We hadden daar zeker een snelheid van 15 á 16 K.M. per uur, wat een vrij groote snelheid mag genoemd worden.      Na het Binger Loch kregen wij een prachtig gedeelte van den Rijn. Het weer was nog niet mooi, maar het bleef droog en daarna waren we al tevreden. We schoten flink op en peddelden regelmatig door. De „buitenstaander” of „de stuurman aan den wal” is misschien van meening, dat men zich maar kalm kan laten drijven met den stroom mee, maar wij hadden al gauw gemerkt, dat een eerste vereischte was: opletten! Zoodra je even ophoudt met peddelen en de kano geen vaart meer heeft, neemt de stroom de kano mee en komt de kano dwars op de stroomrichting van den Rijn te leggen, of gaat de verkeerde richting uit. En dan vormden de radersleepbooten nog een schrik voor ons. Met 6 á 7 rijnaken achter zich sleepende, gingen ze met een enorme vaart de Rijn af, daarbij reuze golven makende.      We passeerden achtereenvolgens Asmanshausen, Lorch, Bacharach en Caub, waar de Cauber Pfalz midden in den Rijn op een eilandje ligt. Hier zijn ook stroom-versnellingen, maar wij hadden er niet de minste last van. De bergen, langs de beide oevers werden steeds hooger en bij bochten leek het wel of er geen uitgang bestond. De steile en dicht bij den oever staande bergen bereikten hun hoogtepunt bij de Lorelei.      Volgens de prentbriefkaarten is de Lorelei niet meer „gevaarlijk”, daar zij niet meer „goldenes Haar” heeft, maar „shingled” of „bobbed”. Wij ondervonden daar echter niet veel goeds. Wij ontmoetten er juist twee sleepen, getrokken door de z.g. „Raderkasten”, die bij de kanovaarders berucht zijn om hun hooge golven. De eerste sleep hielden wij rechts van ons. In het nauwe diepe vaarwater kwamen de golven tegen stroom in, naar ons toe. De reuze golven sloegen weer om. Ze hadden weer „witte koppen”. Iedere golf overstroomde ons voordekje niet alleen, maar vereerde ook het binnengedeelte van de kano met een bezoek. Alles werd drijfnat. Het voordekje stond geen oogenblik droog. Er was niets tegen die golven te doen. We probeerden ze dwars te nemen dus niet met de voorpunt er in. Maar het gaf niets.      Dit was de eerste sleep.      De tweede sleep deed niet voor de eerste onder. Voor de variatie hielden wij die links van ons. De golven waren ons echter weer de baas en sloegen weer in de kano. Van binnen en van buiten alles water en nog eens water. De Lorelei had het blijkbaar niet op ons voorzien en we waren blij dat we er zonder ongelukken door kwamen. Direct na de Lorelei ligt het dorpje St.-Goarshausen en stapten we daar aan wal om de boel te drogen. Gelukkig waren onze dekens in een waterdichte zak gestopt, met eenige andere kleeren, zoodat wij nog wat droogs over hadden. De andere natte rommel bleef nat, want de zon was ook net weer verdwenen. Na een uurtje gerust en wat gegeten te hebben, vertrokken we om half vier van St.-Goar naar Coblenz, waar we op de „Lache”, even voor Coblenz, het clubhuis van de Coblenzer Kanu Club opzochten. Hoewel het regende, waren er verschillende leden aan het peddelen. Zij kwamen ons tegemoet en direct werd goed gevonden dat wij onze kano in hun bootshuis onderbrachten.      In het bootenhuis stalden we onze natte bezittingen uit. Daar hing een natte jumper, hier een broek, daar een paar sokken, overhemd, enz. Uit de waterdichte zak kwam nog wat droog goed, dat wij met plezier gebruikt hebben. We bekeken eerst nog even de verschillende kano's (meest opvouwbare), en gingen daarna bij een pension, vlak bij het clubhuis, eerst wat eten. Een tweetal Duitschers, die we op het bootenhuis al gesproken hadden, voegde zich bij ons en waarmee we den geheelen verderen avond gezellig gepraat hebben. Zij waren in hun kano uit Beieren gekomen de Neckar afpeddelend. Van hen hoorden we van verschillende kanotochten, die ieder jaar door de Duitsche kano-liefhebbers worden gemaakt. Bijzonder opmerkelijk was hier ook, dat op den Rijn niet alleen door de „jeugd” wordt gepeddeld, maar ook vele „oudere” heeren peddelen enthousiast mee.      Over de kano's die wij op den Rijn zagen gebruiken, wil ik nog wat vertellen, Het meest worden hier de z.g. opvouwbare kano's gebruikt, die ten zeerste geschikt zijn voor stroomend water. De vouwbooten hebben een breede bodem, zijn zeer licht, waardoor ze op het water liggen.Onze houten kano, daarentegen, lag door zijn zwaarte, in het water; had dus diepgang. In stroomend water draaien en keeren de vouwbooten zonder dat dit veel moeite kost, maar met onze kano was het soms werkelijk zwaar werk om de kano tegen den stroom in te krijgen terwijl het voor ons bijna niet te doen was om middenin den stroom vooruit te komen hetgeen wij wel zagen doen door de vouwbooten die over het water heen gingen.      Alle Duitsche kano's, die wij daar gezien hebben, hadden een overdekt kuipje. Het kuipje was afgesloten met een. waterdicht zeiltje, dat de inzittenden geheel insloot. Het zeiltje was echter zodanig aan de randen bevestigd, dat hetbij een ongeluk direct los laat.De peddelaars zitten in zoo'n afgesloten kano dus geheel droog en kunnen dus niet nat worden, van de vele hooge golven, waarvan wij zoo veel last gehad hebben.      Maandagochtend (22 Augustus) bekeken we Koblenz en namen er veel foto's, o.a. van het Kaiser Wilhelm Denkmal en van het fort Ehrenbreitstein.      Half n stonden we weer voor het bootenhuis, om onze tocht voort te zetten, met als doel voor deze dag K ningswinter aan den voet der Drachenfels. Het was bij uitzondering mooi weer. Onbewolkte lucht en warme zon. E n uur vertrokken we van Coblenz. De schipbrug van Coblenz moest eerst nog gepasseerd worden. De schipbrug was gesloten en bleef gesloten en onze „watergids” adviseerde in dit geval om tusschen de eerste ponton aan den linkeroever, aan den wal door te gaan, waarmede het lange wachten tot de brug open ging, voorkomen werd. Er werd echter nadrukkelijk bij vermeld, dit vooral voorzichtig te doen, daar een 30 M. na de brug, aanlegsteigers van passagiersbooten lagen. Het ging met ons keurig. De n pagaaide, de ander stuurde. Verbazend snel ging het op de brug af. Een kapitein van een motorboot wenkte om nog dichter bij den wal te gaan, wat wij direct deden. Daar gingen we door de smalle opening (4 meter) de brug onderdoor en stuurden daarna dadelijk naar rechts, en veilig werden de aanlegsteigers gepasseerd. We kregen na Coblenz een mooi gedeelte van den Rijn. Dan nog het mooie weer en het laat zich gemakkelijk begrijpen dat we een heer-lijken dag op het water hadden. Een 15-tal K.M. vanaf Coblenz ligt het dorpje Neuwied, waar ook een „Kanu-verein” is gevestigd. We hadden in Coblenz reeds gehoord, dat deze vereeniging een schitterend gebouw aan den Rijn bezat, waar iedere peddelaar welkom is en waar men, zoo noodig, ook kan slapen. Wij wilden dien dag echter verder, zoodat wij dit gebouw slechts van den buitenkant hebben bewonderd.      Na Neuwied kregen we Andernach, Linz en Remagen. We schoten dezen middag goed op en hadden een gemiddelde snelheid van 10 K.M. per uur. Bij Remagen haalden we een ander peddelend duo voorbij. Twee Duitsers, die naar Bonn gingen. Zij hadden ook een kiektoestel bij zich en vroegen ons, hun te kieken met hun toestel. Wij vroegen toen hun hetzelfde te doen met ons toestel. De toestellen werden overgegeven en de twee duo's werden door elkaar „genomen”. Na dit gefotografeer peddelden we met elkaar verder en onder gezellig gepraat, kwam weldra de Drachenfels met het Zevengebergte in het gezicht. De Drachenfels werd eveneens meermalen genomen met ons fototoestel. Voor de Drachenfels gingen wij nog even aan wal en de Duitschers gingen door. We kookten een paar eieren kochten wat chocola en vervolgden den tocht weer om een nachtverblijf te zoeken, wat we vonden tegenover K ningswinter in een aardig hotel aan den Rijn. De kano kreeg een plaats in den tuin en wij een kamertje in het hotel.      Den volgenden morgen, Dinsdag 23 Aug., waren we reeds om 8 uur op om de Drachenfels te gaan bestijgen. Met een veerbootje bereikten wij K ningswinter waarvan wij te voet hoogerop gingen, en na een uurtje bij de Ruine Drachenfels aankwamen. Van de Drachenfels heeft men een schitterend uitzicht op den Rijn. Rijnopwaarts zagen we Remagen en de vele bergen, Rijn afwaarts, heel ver, lag Keulen. Ook hier namen we veel foto's. In het restaurant Drachenfels namen we even rust en gingen daarna weer naar beneden. Bijzonder viel ons op, een enorm aantal automaten en veel fotografen. Elf uur waren we weer in K ningswinter, waar we brood, boter, enz. voor de geheele dag insloegen. Met de veerboot bereikten we den overkant en het was ongeveer twaalf uur, voor wij in de kano zaten, om de tocht te vervolgen.      Ons doel voor dezen dag was Keulen, een afstand van pl.m. 54 K.M., die we in 5 uur aflegden. Het weer was nog wel niet mooi, maar gelukkig bleef het droog. Bonn was de eerste groote stad die we passeerden. Ook hier waren veel bootenhuizen, van roei- en kano-vereenigingen. Druk werd er geoefend in race-booten en kano's. Hoewel wij hier natuurlijk niet bekend waren, werden wij hier, net als overal op den Rijn door de Duitsche Kano'ers gegroet. Sommigen pagaaiden even mede, en vroegen dan direkt of wij een „Tour” maakten, waar we vandaan kwamen, en of we vandaag nog ver gingen. Over het algemeen, vond men dat wij een snelle tocht maakten. Dit was ook zoo maar als we over meer tijd hadden kunnen beschikken, dan waren we zeker meer aan wal gegaan, om verschillende plaatsen te bezoeken. Nu was hiervoor weinig tijd over, zoodat we Bonn ook voorbij gingen zonder even uit te stappen. Pl.m. 3 K.M. voorbij Bonn stopten we even, om het roer van de kano te halen. Het roer zat nl. scheef, zoodat we telkens naar rechts gingen. Dan maar zonder roer, al kan men toch op stroom bijna niet zonder roer, daar het zoo buitengewoon gemakkelijk is in kleine stroomversnellingen met het roer de juiste richting te houden. Wij pagaaiden heel rustig verder.      De bergen waren nu zoo lang-zamerhand verdwenen en hadden plaats gemaakt voor het vlakke landschap. Aan de kanten veel riet en op andere plaatsen weer zand met veel boomen, die een ideale kampeer plaats vormen, waarvan door het slechte weer weinig gebruik werd gemaakt. Aan de oevers waren hier weer kribben, steenen dammen in de rivier om de stroom-geul in de goede richting te houden. In ons Rijnboekje stonden deze kribben als „Gevaarlijk” aangegeven, maar toch zagen we vele Duitschers die daar bekend waren, er overgaan zonder er last van te onder-vinden. Nu was het hoog water, maar toch vonden wij het, na eenig gekibbel toch maar verstandiger om maar niet over de kribben te gaan peddelen, omdat wij hier niet bekend waren en, mocht er nu eens toevallig niet genoeg water boven zoo'n krib staan, dan was dat minder aangenaam voor onze kano. Maar ook anderen waren het er niet over eens, of men altijd per kano over de kribben kon gaan. Een Hollandsche Rijnaak-eigenaar zei van wel, maar een Duitsch collega zei weer van niet. Enfin, wij weten het nog niet precies, want we hebben onze kano maar niet aan proefnemingen gewaagd.      Pl.m. 5 uur n.m., juist toen het begon te regenen zagen we de Dom van Keulen. V r de bruggen in Keulen zagen wij weer veel kano- en roei-vereenigingen, enkele zelfs met mooie gebouwen op den walkant. In totaal telden we hier 28 bootenhuizen van watersportvereenigingen. Ook hier werd druk geroeid en gepeddeld. Onder de tweede brug stond op ons kaartje een kano vereeniging aangegeven en we waren van plan hier onze kano te „stallen”. Maar de kano-vereeniging konden we niet ontdekken. We informeerden even, en gingen op aanraden van eenige peddelaars, verder naar Keulen-Muelheim, waar een roeivereeniging was. Hier waren we welkom. Twee mooie drijvende booten-huizen met een twintig-tal prachtige roei-gieken waren in het bezit van de vereeniging. Onze kano kreeg ook een plaatsje in het bootenhuis. Eenige leden van de „Muelheimer Wassersport Verein” hadden een tocht met een zeiljacht gemaakt naar Rotterdam, en waren juist terug. Zij hadden zich best vermaakt in Holland.      Wij vertelden hun, dat wij het hier fijn hadden en kregen nog verschillende raadgevingen over de verdere tocht de Rijn af. In het bootenhuis was alles compleet en eerst maakten we eens flink gebruik van de douche. Qpgefrischt gingen we naar het „restaurant”, dat ook aanwezig was in het bootenhuis. Onze naam moest, evenals bij de Koblenzer-Kanu-Club in het „vreemde-lingenboek”, dat de namen en bijzonder-heden bevatten van de gasten. Wij schreven met groote letters de „Zaandamsche Kano Club” in, met de plaatsnamen Mannheim-Zaandam.      Daarna stapten we op naar een hotel, vlakbij de oever. Met een tram gingen we nog even naar Keulen, waar we de Dom bekeken en de mooie Rijnbruggen.      Op de linkeroever was een landings-plaats gemaakt voor de watervliegtuigen van de luchtlijn Rotterdam-Duisburg-Keulen. Eenige geheel stalen Junkers lagen te water voor de steigers.      We liepen Keulen nog even verder door, en voor een Bioscoop gekomen, bedachten we ons niet lang en gingen naar binnen. Een aardig programma kregen we te zien, met typische Duitsche uitdrukkingen tusschen de film door . Het was reeds tegen 12 uur, toen we op een volle tram weer naar ons hotel terug keerden.      Natuurlijk weer heerlijk geslapen, en den volgenden dag [woensdag, 24 augustus] pl.m. 9 uur waren we bij het bootenhuis aanwezig. Alles werd weer ingepakt, incl. een lading broodjes enz., en nadat we verschillende foto's namen van het Bootenhuis, vertrokken we. Het weer was weer slecht. Donkere regenwolken voorspelden niet veel goeds. Dat we dezen dag echter pl.m. 85 K.M. verder zouden komen hadden we zeker niet gedacht. We peddelden n.l. rustig door ondanks de regen, toen ons een sleep inhaalde. Achteraan die sleep, lag een Hollandsche aak, en aan de schipper vroegen we of we mochten vasthouden aan het volgbootje. De schipper was wel verrast hier een paar Hollanders voor zich te zien in hun kano en vond direkt goed dat we mee-sleepten, Dit was een reuze bof want even voorbij Dusseldorf hield het op zacht te regenen, en begon het hard te „gieten”, en onweerde het zelfs flink. De Hollandsche schipper trok het volgbootje onder het hooge achterschip van de leege aak, en zoo zaten we droog en beschut voor de bui. De kano hadden we vast gebonden aan de bijboot, en zelf waren we in de bijboot gekropen.      Zoo schoten we al heel gemakkelijk hard op. Natuurlijk waren we zonder dit buitenkansje ergens aan wal gegaan om te schuilen en nu schuilden we fijn en schoten toch op. Het landschap was niet mooi meer onder die harde regen, en langzaam ging de tijd verder, tot we ongeveer tegen zessen bij Duisburg Ruhrort aankwamen. De beruchte brug bij Duisburg passeerden we veilig. Bij deze brug staat nl. een sterke stroom, die zeer gevaarlijk is, Er was ook een week geleden een aak op de peilers geloopen en gezonken. Met het opruimingswerk was men nog bezig. De schipper van de aak noemde het de gevaarlijkste brug van de Rijn.      Het scheepvaartverkeer is in Duisburg-Ruhrort verbazend druk. En toch gaat het hier niet voorzichtig in die drukte. Groote sleepen komen met groote vaart aan en draaien dan plotseling midden in den Rijn achter de sleepboot aan.      Reusachtig veel aken lagen op stroom voor anker. Ook onze sleep ging hier voor anker. Wij gingen nog even door naar Ruhrort, waar een Roeivereeniging was. Onze kano kreeg een ligplaats in de schuur, waar veel gieken en enkele gladde sciffs lagen. De bootenknecht was ook een Hollander, en hielp ons met binnenbrengen van de kano. Evenals in Keulen-Muelheim was hier een „restaurant” en we aten hier een reuze pannekoek met. ... worst! ! Heerlijk ! ! Voedzaam, zoodat we met n exemplaar ons buikje vol hadden. Intusschen was het donker (pl.m. 8 1/2. uur) en regende het nog steeds. De leden der Roei-vereeniging kwamen echter toch om te oefenen en in hun gieken roeiden ze de Ruhr op, in de regen en in het donker. Een twintig-tal leden deed aan de oefentocht mede, naar men ons zeide om in training te blijven voor de komende wedstrijden in Essen.      We gingen echter weer vlug naar binnen en dronken nog een paar warme koppen thee. Half tien gingen we naar kooi. Ditmaal in een zeiljacht van de Vereeniging waarvan we gebruik mochten maken. In de kajuit op de rustbanken hadden we een heerlijk bed.      Donderdag 25 Aug. vertrokken we om 10 Uur van Duisburg-Ruhrort met alweer regen. We keken al eens uit naar een sleep maar niets kwam er aan. Het was vervelend weer. Warm, maar regen en alles werd weer nat en vuil. Tegen 12 uur arriveerden we bij Wesel, waar een nieuwe brug over den Rijn gemaakt werd. De oude brug werd op houten hulppeilers gezet en de nieuwe brug werd er naast gezet. Het was een zeer interessant gezicht en bij een ,,Bade-Anstalt" hielden we rust om tevens even naar de brug te kijken. Na nog wat gegeten te hebben, vervolgden we de tocht. De regen hield niet op, werd zelfs erger. Gelukkig kwam ons een sleep achterop en wij mee. Zoo ging het weer betrekkelijk goed, maar erg plezierig was het toch niet. Emmerik kwam in het gezicht en 6 uur waren we er. We moesten naar de douane om toestemming te krijgen om bij de grens te mogen doorvaren.      We waren dit ook inderdaad van plan, toen wij toevallig een boot van de Nieuwe Rijnvaart Mij., zagen weggaan naar Holland. We dachten plotseling, als we nu eens meemochten .... dan waren we morgen reeds in Amsterdam. Denken en doen was n. De kapitein van de „Waalwijk” gaf ons z'n toestemming en we trokken de kano op de boot. Fijn! ! Vlug naar de machine-kamers en even vlug werden we weer droog en lekker warm. De regen kon nu z'n gang gaan ! Aan de douane dachten we niet meer. De „Waalwijk” had natuurlijk toestemming om door te varen en wij gingen mee ! Tot Lobith ging het vandaag nog. We waren er pl.m. 7 uur en deden er nog eenige in-koopen.      Daarna lagen we wat op de banken in de „kamer” van de bemanning, kregen van hun een kop thee, bleven nog wat napraten over onze kanotocht, hoorden van hun ondervindingen op de Rijn, enz. enz. Het was dan weldra bedtijd, maar voor ons was eigenlijk geen plaats in het nauwe verblijf van de bemanning. De machinist gaf toestemming om in de machinekamer te slapen. Zoo sliepen we dan maar in de „kuil”, heerlijk warm vlak voor de „vuren”. Maar niet lang, want zes uur v.m. werden we wakker gemaakt door de stoker, die de vuren ging opstoken. Het was 8 uur toen we de laatste etappe aanvaarden. De Neder-landsche douane vroeg ook niets, zelfs niet naar de passen.      Alleen het slechte weer is de oorzaak geweest, dat we het laatste deel van de tocht eigenlijk opgegeven hebben. Anders waren we zeker tot Zaandam verder gepeddeld, waar we dan Zondag hoopten te kunnen aankomen. Maar ik geloof niet dat iemand zoo'n mooie gelegenheid, als de „Waalwijk” hier was, zou hebben overgeslagen. Wij kwamen nat in Emmerik aan en hadden meer dan genoeg van de regen, en bedachten ons geen oogenblik, maar stapten aan boord.      De „Waalwijk” was pl.m. 10 uur in Arnhem en 12 uur bij de sluizen te Vrees-wijk. Het schutten duurde erg lang en pas om 3 uur waren we d r de sluizen. Mijn vriend stapte te Vreeswijk aan wal en ging met tram en trein naar huis. Ik ging mee naar Amsterdam. Na Vreeswijk was om 5 uur de beurt aan de sluizen te Utrecht, waar we pas om 8 uur d r waren.      De bemanning rekende reeds uit, hoe laat we in Amsterdam zouden aankomen. De een dacht van 12 uur, de ander van 3 uur, enz. Zeker was het dat het laat zou worden.      Precies 2 uur 's-nachts kwamen we in Amsterdam aan, waar direct begonnen werd met lossen, bij een z.g. blauwpijper. Ik heb gedurende het laatste gedeelte van Utrecht tot Amsterdam een beetje in het verblijf van de bemanning geslapen, en later weer even in de machinekamer. Maar goed geslapen, heb ik door het lawaai van de machines toch zeker niet. En schoon was ik er ook niet geworden. Integendeel als een neger kwam ik uit de machinekamer boven om pl.m. 6 uur, van Amsterdam de kano nog naar Zaandam te peddelen. Wasschen was de moeite niet meer. Over een uurtje was ik thuis, en dan zou ik daar maar gaan boenen.      Het viel nog geen eens mee, om naar Zaandam te peddelen, maar om half negen was ik toch bij de Wilhelmina-sluizen en na het schutten was ik binnen een minuut thuis. [Westzijde 22]      De kanotocht was afgeloopen. En was geslaagd, ondanks de regen.      De Rijn is verbazend mooi en een ieder kan ik aanraden de Rijn eens per kano te bezoeken. En als men dan mooi weer uitzoekt dan geniet men zonder twijfel. Maar ook zonder bepaald mooi weer, heb ik gemerkt, is zoo'n tocht de moeite waard.      Mochten anderen Zaandammers of Zaankanters ook eens een Rijntocht per kano willen maken, ik zal steeds bereid zijn hun alle mogelijke inlichtingen te geven. De foto's, die wij gemaakt hebben (in totaal 40 stuks) zijn voor belangstellenden, ter inzage.
H. VAN DE STADT Jz. Jr. Donderdag 18 Aug. Per spoor naar Mannheim. Vrijdag 19 Aug. Per kano Mannheim-Gernsheim, pl.m. 7,5 uur gepeddeld, afstand 40 K.M. Zaterdag 20 Aug. Gernheim-Oestrich, 6 uur, 55 K.M.. Zondag 21 Aug. Oestrich-Coblenz, 8 uur, 80 K.M. Maandag 22 Aug Coblenz-K ningswinter, 6 uur, 60 K.M. Dinsdag 23 Aug. K ningswinter-Keulen-Muelheim, 5 uur, 50 K.M. Woensdag 24 Aug. Keulen-Muelheim-Duisburg-Ruhrort, 8 uur, 85 K.M. Donderdag 25 Aug. Duisburg-Ruhrort-Lobith 9 uur, 85 K.M. Vrijdag 26 Aug. Lobith-Amsterdam. Zaterdag 27 Aug. Amsterdam-Zaandam. |
|| Terug naar andere verhalen. ||
Dit verhaal toegevoegd: 10 jan 2008