Johan Herman was ongeveer 40 jaar oud en een welgestelde houthandelaar toen hij in 1898
een auto kocht en daardoor een van de eerste auto bezitters in Zaandam werd. Het was
een Franse auto, een 2-cylinder Décauville, met het rijksnummer G-4. De fabriek
van Décauville stond in Corbeil, een zuidelijke voorstad van Parijs
en was vooral bekend door de fabrikage van locomotieven en treinen voor smalspoor en
normaal spoor, maar produceerde ook auto's.          De Décauville was een „voiturette” van Frs. 4000.- of in Nederlandse guldens destijds ongeveer fl. 2600,-. Johan Herman behoorde toen met zijn tweezitter tot de eerste honderd automobilisten van het land. Om zich van voldoende benzine te verzekeren, schafte hij een vat aan waarin tweehonderd liter kon worden opgeslagen. Een ongehoorde hoeveelheid voor die tijd. Het vat kreeg een plaatsje in een schuurtje, omgeven door prikkeldraad.          Auto's waren zo'n zeldzaamheid dat koetsiers zich angstig afvroegen of hun paarden niet op hol zouden slaan bij het zien van zo'n grommend monster. Deze tweezitter kon een topsnelheid ontwikkelen van zo'n dertig kilometer per uur.          In 1901 verkocht hij het vehicle voor fl. 800,- aan zijn broer Cornelis (bijgenaamd Dikke Kees, 361, zie aldaar), waarbij deze bedong dat hij zou mogen betalen „als het hem gelegen kwam”. Wanneer en of dat moment is aangebroken is niet bekend.      De foto is genomen in de Zilverpadsteeg te Zaandam naast zijn woonhuis Gedempte Gracht No. 5. In dit pand was tevens het kantoor van de Firma Huybert van de Stadt Czn gevestigd. De foto is kennelijk in haast genomen, want Johan heeft zijn pantoffels nog aan en een sigaartje in zijn mond. (foto Verzameling van C. Poel Jr, Westzaan).      De Décauville was de eerste van een serie auto's, welke Johan Herman achtereenvolgens in eigendom heeft gehad. Zijn chauffeur in de jaren voor de eerste wereldoorlog was de heer Jan Molenaar, een van de latere directeuren van de N.V. Zaanlandsche Automobielhandel v./h. C. Steemeyer te Zaandam.      Johan Herman is niet getrouwd geweest. In zijn legaat van 2 febr 1934 lezen we dat hij „aan zijne huishoudster Maartje Exalto fl 50,- per week nalaat, aan zijn schoonzuster Jansje Latenstein fl 60.000 à 4,5%, en aan Trijntje Exalto (zuster van Maartje) fl 12,50 per week.” || Terug naar andere verhalen. || Deze tekst werd toegevoegd op 7 nov 2020 |