<      Doorijzing van het NoordHollands kanaal nabij Purmerend, op 9 Januari 1830.

Het 2-mast kofschip „De Twee Gebroeders” op deze gravure was in de vaart
vanaf 1826 tot zijn schipbreuk in 1846. Klik hier voor details.

         [Bron: Kris Kras door de zaanstreek, Aflevering 279.]

Doorijzing van het NoordHollands kanaal.

Voorstelling der door-ijzing van eenige koopvaardij-schepen, door het
Groot Noord-Hollansch kanaal nabij Purmerende op den 9 Januarij 1830.
Opgedragen aan de gezamentlijke reeders dier schepen.

Namen der Schepen
De Louiza Agatha...................De Maria en Jacoba................
.....Willem Ernst...........................Welvaart............................
......Jonge Lodewijk Anthonie.......Diana................................
......Wilhelmina en Maria...............Twee Gebroeders.............

Namen der Heeren Reeders
De heer K.J. van Beeck Vollenhoven..De Heeren Buijs de Bordes & Jordan
.....De......Nederl Scheepsreederij......De Heer.....I. Schumacher.................
De Heeren I. Brentint & Zoon............De Heeren..J.A. Westerloo & Comp.
.................Insinger & Comp...............................H & C van de Stadt..........


     De winter van 1830 was lang en streng. In die tijd, waarin verkeer nog voornamelijk over water ging, gaf dat ogenblikkelijk problemen. Klein transport kon gewoon doorgaan, over het ijs. En dat zou nog lang zo blijven.
     Uit de jaren '50 van de 20ste eeuw zijn nog foto's bekend van houtwerkers die op de schaats met balken beladen sleden voortduwen. En Zaanse kooplieden die naar Amsterdam moesten namen bij ijs in het IJ dan eens niet de veerschuit, maar pakten hun ijsschuitjes. Die met behulp van een zeil voortgaande schuitjes konden een verbazingwekkende snelheid bereiken.
     Er is een anekdote over een in Amsterdam gestrande Duitser die naar de Zaanstreek moest. Maar de veerschuiten waren uit de vaart. Een Zaans koopman bood hem een lift aan in zijn ijsschuit. "Ga maar onder het voordoffie liggen", beval de Zaankanter de Duitser aan, want zo'n tocht in een ijsschuitje kon een koude bedoening zijn.
     De Duitser kroop weg. "Kom maar weer te voorschijn", zei de Zaankanter onmiddellijk daarna. Toen de Duitser het hoofd weer bovenboord stak, zag hij dat hij in Zaandam was aangekomen. Hij zette het angstig op een lopen. Alleen de duivel had hem zo snel kunnen vervoeren, was zijn overtuiging.

     Op kleine schaal ging het verkeer dus zoveel mogelijk door als sloot of plas bevroren waren. Maar het grootschalige vervoer kwam in de problemen. De gravure (van J.N. Koekkoek) geeft daar een beeld van; zoals de bijbehorende beschrijving luidt: "Door de strengen winter van 1830 werden de koopvaardij-schepen voor Amsterdam bestemd, verhinderd hun

bestemmingsplaats te bereiken. Het ijs in het Noord-Hollandsch Kanaal werd nu opengebroken, dat op deze plaat is voorgesteld, talrijke schaatsenrijders en arresleden bewegen zich om de schepen heen. Bij deze schepen bevond zich het twee-mast kofschip de "Twee Gebroeders" van de reeders Huibert en Cornelis van de Stadt van Zaandam".
     We zijn in deze "kriskras" dus buiten de Zaanstreek geraakt; het tafereel speelt in de nabijheid van Purmerend. Het Noord-Hollands Kanaal, om eens een open deur in te trappen, loopt helemaal niet door de Zaanstreek. Bij de aanleg van het kanaal werd opname van de Zaan in het traject wel bepleit, maar het kwam er niet van. De tegenstand van behoudende Zaankanters die verval van de zeden vreesden met de komst van al dat ruwe scheepsvolk, zal daarbij van weinig invloed zijn geweest. Belangrijker was dat de oevers van de Zaan bebouwd en niet recht waren. Er bestond daardoor dus niet de mogelijkheid jaagpaden aan te leggen, waardoor de Zaan bij tegen- of geen wind minder geschikt was voor grote zeilschepen. Het traject kwam langs Purmerend en Ilpendam te lopen.
     Desondanks profiteerde de Zaanstreek wel van de aanleg van het Groot Noordhollands Kanaal. Vanaf 1849 beijverde een groep industriëlen uit Wormerveer zich voor verlenging van de Markervaart. In 1850 werd dit Koger Polder Kanaal geopend. In de jaren tussen 1850 en 1885 kwam geregeld meer dan de helft van de voor de Zaanstreek bestemde schepen via dit kanaal. Het noordelijk deel van de streek was tijdelijk als zeehaven even belangrijk als het zuidelijk deel. Na de opening van he Noordzeekanaal (1876) en de verbetering van de Zaandammer Haven (voltooid in 1885) was dat over.

Deze tekst toegevoegd: 18 aug 2008.

|| Terug naar verhalen. ||



Enkele scheepvaartberichtem over het KofschipDe Twee Gebroeders”

[Bron: Website marihist.nl van de Stichting Maritiem Historische Databank, Ident: 10371]


1826-1828: bouw op een Noord Hollandse werf voor reder J. Corver.

1829-1837: eigendom van reders H & C van de Stadt

1830: De uitijzing van het groot Noord-Hollandsch kanaal is ondernomen geworden,

1832: Het schip DE TWEE GEBROEDERS, kapt. H.J. Klein, van Amsterdam naar New York, is den 2 Maart, bij het naar zee zeilen van Den Helder, door een kanonschot van het wachtschip genoodzaakt geworden om bij te draaien, waarna door de politie twee aan boord zijnde passagiers en een matroos zijn gearresteerd. Volgens particulier bericht was de equipage weer voltallig gemaakt en het schip den 4 dito naar zee gezeild. (naar New York).
     Rotterdam, 26 april. Volgens brief van kapt. H.J. Klein, voerende het schip DE TWEE GEBROEDERS, van Amsterdam naar New York, in dato Eggersund den 2 dezer, had hij, na den 3 maart uit Texel vertrokken te zijn, wegens tegenwind getracht benoorden Engeland om te zeilen, doch was op 50º NB (opm: moet 60º NB zijn) 08º of 09º WL, tussen de Orcadische Eilanden (opm: Orkneys) en Kaap Wrath, door hevige stormen en zware stortzeeën belopen geworden, waarbij de boot, sloep en zeilen verloren gingen, de steng en bezaanmast gespleten en de grote giek gebroken werd; door dit weer verhinderd wordende een Schotse haven binnen te lopen had hij koers naar Stavanger gezet, doch was den 31 maart met hulp in een buitenhaven van Egersund binnengebracht; het schip en de lading in goede staat zijnde, dacht hij zonder te lossen de geleden schade te herstellen en binnen drie weken tot het voortzetten van de reis gereed te zullen zijn.
     Rotterdam, 23 mei. Het schip DE TWEE GEBROEDERS, kapt. H.J. Klein, van Amsterdam naar New York, te Egersund binnen, was, na zonder lossen van de geleden schade hersteld te zijn, den 26 april gereed om de reis voort te zetten. Texel, 4 oktober. Binnengekomen: TWEE GEBROEDERS, kapt. H.J. Klein, van New York, na visitatie van de quarantaine ontslagen;

1836: van Amsterdam naar Havana DE TWEE GEBROEDERS, kapt. J.G. Visser, van Amsterdam naar Odessa, te Ramsgate binnen, hebben de 20e dezer hun reizen voortgezet Konstantinopel, 31 augustus. Het Nederlandse kofschip TWEE GEBROEDERS, kapt. J.G. Visser, de 27e augustus van Odessa teruggekeerd, is onder anderen met potasch beladen, gisteren van hier naar Hamburg gezeild. In Klosterhaven (Denemarken) het schip DE TWEE GEBROEDERS, van Zaandam, kapt. J.G. Visser, van Odessa naar Hamburg, heeft schade aan zeilen, is lek en vreest de kapitein voor aanzienlijk schade aan de lading, dacht met de eerste gunstige wind op te zeilen om te lossen en te repareren.

1837: Advertentie. G.J. Roland Holst, J.H.A. Balwé en J. Corver, makelaars, zullen op maandag den 13de november 1837, des avonds ten 6 ure, te Amsterdam, ten overstaan van een daartoe bevoegd beambte, in de Nieuwe Stads Herberg aan het Y, verkopen:
     Een extra ordinair wel bezeild gezinkt kofschip, genaamd de TWEE GEBROEDERS, varende onder Nederlandse vlag, en gevoerd door kapt. J.G. Visser; volgens Nederlandse meetbrief, lang 22 ellen 31 duimen, wijd 4 ellen 69 duimen, hol 2 ellen 47 duimen, en alzo gemeten op 61 lasten. Breder bij den inventaris en bericht bij bovengemelde makelaars. (opm: koper werd Willem Jansen, Schiedam, voor NLG 8.800, die de kof omdoopte tot ANTONETTA MARIA; kapitein werd J.J. Cramer)
     Op 30 november 1837 werd de eerste (bedoeld wordt nieuwe) zeebrief verstrekt voor de ANTONETTA MARIA, aangevraagd door W. Jansen, Schiedam, voor J.J. Cramer als kapitein. Later met G.H. Breijl als kapitein

1839: Door het plotseling overlijden van de kapitein op 2 februari 1839 werd de nieuwe naam van het schip GERHARDUS HENRICUS ter nagedachtenis aan de overleden kapitein Gerhardus Henricus Breijl.

1846: Volgens brief van Thurlestone, in de baai van Bigbury, bij Plymouth, van de 23e november, was in de nabijheid dier plaats gestrand en verbrijzeld een schip, vermoedelijk een Nederlandse kof, komende van Bordeaux en beladen met wijn, fruit en confituren. Men dacht, dat hetzelve in zee door het volk verlaten was. Volgens brief van Plymouth van de 24e dito waren nog enige goederen van de lading geborgen, naar welker merken men vermoedde, dat het zijn zou het schip GERHARDUS HENDRIKUS, kapt. T.B. Konter, van Bordeaux naar Amsterdam.
     Rotterdam den 30 november. Plymouth den 24 dezer. Van de Nederlandse kof, welke in Bigbury baai verongelukt is, zijn geborgen 9 okshoofden (een okshoofd is een oude inhoudsmaat voor een tonnetje voor wijn, bier of brandewijn; ongeveer 230 liter) gemerkt PAVLT, Poulvere, Montboyellia en Iyinger; een okshoofd CH No. 14; ene pijp met Armagnac, Deyon & Fils ainé, Point de Bourne; drie okshoofden H & L, PDS & Co.; een okshoofd JBK, PD & Co.; een okshoofd Delage & Co., Nieu Point, Libourne, gebrand boven op Couts Corbet; ene pijp gebrand BENL, LM.5; ene pijp gebrand op den mond 6, D; 10 okshoofden AB, en vele anderen met een loden plaatje, waarop Bordeaux. (Volgens een gedeelte der merken vermoedelijk het schip GERHARDUS HENRICUS, kapitein T.B. Konter, van Bordeaux naar Amsterdam.)
     Brixham-Torbay, 3 december. De SUSANNAH, kapt. West, hier aangekomen, heeft op de hoogte van Goudstaart (opm: Start Point, zuidkust Engeland) een sloep gevonden van 18 voet lengte en dragende met witte letters de naam van GERHARDUS HENRICUS. Het Nederlandse schip van Bordeaux, op de hoogte van Plymouth verongelukt, is dus ongetwijfeld het schip GERHARDUS HENRICUS, kapt. Tjipke Botes Konter , van Bordeaux naar Amsterdam gedestineerd.

1847: (Geen datum of plaats). Voor enige dagen is op de kust van St. Barbe, nabij Roscoff (opm: Frankrijk), een wit geverfd plankje aangespoeld met de naam GERHARDUS in zwarte letters, wellicht het enige overblijfsel van een verongelukt schip. Dit overblijfsel is waarschijnlijk van de GERHARDUS HENRICUS, kapt. Tjipke Botes Konter, gedestineerd van Rotterdam naar Bordeaux.

Deze tekst toegevoegd: 14 juni 2023.

|| Terug naar verhalen. ||

Schilderij kofschip